ZELFS IN EEN STOEPTEGEL ZIT EEN MOOI LIED
Zangeres/cabaretière Mylou Frencken, die vorig seizoen grossierde in veelsterren-recensies, treedt nu op met Leven in het lied, een voorstelling waarin ze ontroert en ontregelt met de mooiste liedjes die Nederlandse kleinkunstenaars hebben voortgebracht.
‘Eén van de mooiste liedjes die ik ken, is een heel teder nummer over de dood’, zegt Mylou Frencken. ‘Het is van Paul van Vliet, aartsvader van onze cabarettraditie. Hij zingt heel bescheiden, bijna stilletjes, dat hij graag thuis wil zijn als het zover is. “Gewoon zoals altijd, mijn eigen huis, mijn eigen bed, jouw intensive care.” Je hoort iemand spreken die dit echt kwijt wil. En die zijn zoeken, zijn twijfels, op een prachtige melodie aan ons overdraagt. Ik kan er moeilijk met droge ogen naar luisteren. En ik kan het tot nu toe niet zonder een brok in mijn keel zingen.’
Frencken brengt in haar nieuwe voorstelling een ruim dozijn nummers ten gehore van kleinkunstcollega’s als Brigitte Kaandorp, Yentl en de Boer, Theo Nijland en Kees Torn. Het programma heet Leven in het lied, net als de eerder dit jaar verschenen interviewbundel waarvoor zij een groot aantal vakgenoten (van Youp van ’t Hek tot Kiki Schippers) ondervroeg over hun meest dierbare lied van eigen hand. De bundel werd alom geprezen. ‘Mooie interviews, heerlijk boek’, schreef Frits Spits.
Anno 2017 staat Frencken vijfentwintig jaar op de planken. Dat moest worden gevierd met een ode aan het Nederlandstalige theaterlied, vond ze. ‘Iedereen heeft wel een favoriet nummer dat onder je huid kruipt en daar blijft zitten. Of het nou Op een mooie pinksterdag is, Suzanne, of Red mij niet van Maarten van Roozendaal. Het zijn liedjes met een literaire kwaliteit en vaak ook muzikale hoogstandjes.’
Wat is dat, leven in het lied?
‘Wakker worden, rondkijken en eigenlijk in alles een mooi lied zien. In rotdingen, in geluk, wat dan ook. Het kan een stoeptegel zijn. Gisteravond zat ik in een wijnbar en vlak naast me zat een groepje meisjes van rond de twintig. Je kent ze wel: lang blond haar, glanzende wangen, designspijkerbroeken. Meisjes zonder verschil, dacht ik direct. Dan heb je de titel al.’
Het begon rond haar vijftiende, dat leven in het lied. ‘Ik had een muziekjuf die nummers schreef voor het puberbandje waarin ik zong. Over ruzie met je ouders, abortus, een onbereikbare liefde, weglopen van huis. Dat wilde ik zelf ook: alle hoogte- en dieptepunten in mijn leven uiten in de vorm van liedjes. Délen. Want dat is het gekke, ik vind het tot op de dag van vandaag makkelijker om mijn diepste emoties voor een groot publiek te zingen dan ze te delen met mijn huisgenoten. Huisgenoten… Mijn man zou zeggen: alleen dat woord al is afstandelijk.’
In haar voorstelling laat Frencken het publiek in de ziel kijken van de ‘vaak manische, zelfbeklagerige, romantische en bevlogen’ liedjesschrijfster die ze is. ‘Eigenlijk probeer ik te laten zien waar kunst uit voortkomt, wat de oerbron is: het eeuwige getob, gedoe, gerommel waaruit ons leven bestaat. Op je bek gaan, opstaan. Zingen, zaniken. Verlaten worden en zelf verlaten. Daar slalom ik met mijn woorden en noten tussendoor.’
Wat is haar éigen meest dierbare nummer?
‘Dat gaat gek genoeg ook over de dood. Ruim tien jaar geleden overleed mijn toenmalige man, cabaretier Bert Klunder. Ik liep al zeker een jaar rond met het zinnetje ‘En niemand die wist dat het wegwaaien zou’. Er zat ook een melodie bij, een tikje Iers, melancholiek. Plotseling overleed Bert. Toen begreep ik wat er weggewaaid was. Ik schreef het nummer terwijl ik in een boeddhistisch klooster in Friesland zat, met uitzicht op weilanden, luchten, niks. “Het was stil op het land, nog geen briesje, geen zucht. Behalve de zon hing er niets in de lucht. Het gras was net wakker, bedekt nog met dauw. En niemand die wist dat het wegwaaien zou.” Net als Paul van Vliet voel ik een zekere berusting over de dood, hoe onrustbarend die ook is.’
Een sombere theateravond levert Leven in het lied niet op, zegt ze. ‘Integendeel. De voorstelling laat veel zien van de gekte die schuilt in het bestaan van kleinkunstenaars. En het publiek krijgt het mooiste van het mooiste te horen: de beste liedjes van taalkunstenaars en getalenteerde componisten. Iedere voorstelling komt een collega meezingen: de ene keer Kiki Schippers, de andere keer Frans Mulder of Dorine Wiersma. Bovendien gaat het swingen, want voor het eerst in mijn leven sta ik op een podium met een eigen band: een bassist, een percussionist en een gitarist. Eindelijk realiseer ik de droom die ik als hunkerend meisje had.’
Leven in het lied, met Ludo van der Winkel (bas), Kim Weemhoff (slagwerk) en Ronald Schmitz (gitaar). Regie: Mike Boddé.
Tournee tot en met 30 december 2018. Kaarten zijn verkrijgbaar aan de kassa of via de website van het theater.
Meer info over Mylou: myloufrencken.nl
‘Eén van de mooiste liedjes die ik ken, is een heel teder nummer over de dood’, zegt Mylou Frencken. ‘Het is van Paul van Vliet, aartsvader van onze cabarettraditie. Hij zingt heel bescheiden, bijna stilletjes, dat hij graag thuis wil zijn als het zover is. “Gewoon zoals altijd, mijn eigen huis, mijn eigen bed, jouw intensive care.” Je hoort iemand spreken die dit echt kwijt wil. En die zijn zoeken, zijn twijfels, op een prachtige melodie aan ons overdraagt. Ik kan er moeilijk met droge ogen naar luisteren. En ik kan het tot nu toe niet zonder een brok in mijn keel zingen.’
Frencken brengt in haar nieuwe voorstelling een ruim dozijn nummers ten gehore van kleinkunstcollega’s als Brigitte Kaandorp, Yentl en de Boer, Theo Nijland en Kees Torn. Het programma heet Leven in het lied, net als de eerder dit jaar verschenen interviewbundel waarvoor zij een groot aantal vakgenoten (van Youp van ’t Hek tot Kiki Schippers) ondervroeg over hun meest dierbare lied van eigen hand. De bundel werd alom geprezen. ‘Mooie interviews, heerlijk boek’, schreef Frits Spits.
Anno 2017 staat Frencken vijfentwintig jaar op de planken. Dat moest worden gevierd met een ode aan het Nederlandstalige theaterlied, vond ze. ‘Iedereen heeft wel een favoriet nummer dat onder je huid kruipt en daar blijft zitten. Of het nou Op een mooie pinksterdag is, Suzanne, of Red mij niet van Maarten van Roozendaal. Het zijn liedjes met een literaire kwaliteit en vaak ook muzikale hoogstandjes.’
Wat is dat, leven in het lied?
‘Wakker worden, rondkijken en eigenlijk in alles een mooi lied zien. In rotdingen, in geluk, wat dan ook. Het kan een stoeptegel zijn. Gisteravond zat ik in een wijnbar en vlak naast me zat een groepje meisjes van rond de twintig. Je kent ze wel: lang blond haar, glanzende wangen, designspijkerbroeken. Meisjes zonder verschil, dacht ik direct. Dan heb je de titel al.’
Het begon rond haar vijftiende, dat leven in het lied. ‘Ik had een muziekjuf die nummers schreef voor het puberbandje waarin ik zong. Over ruzie met je ouders, abortus, een onbereikbare liefde, weglopen van huis. Dat wilde ik zelf ook: alle hoogte- en dieptepunten in mijn leven uiten in de vorm van liedjes. Délen. Want dat is het gekke, ik vind het tot op de dag van vandaag makkelijker om mijn diepste emoties voor een groot publiek te zingen dan ze te delen met mijn huisgenoten. Huisgenoten… Mijn man zou zeggen: alleen dat woord al is afstandelijk.’
In haar voorstelling laat Frencken het publiek in de ziel kijken van de ‘vaak manische, zelfbeklagerige, romantische en bevlogen’ liedjesschrijfster die ze is. ‘Eigenlijk probeer ik te laten zien waar kunst uit voortkomt, wat de oerbron is: het eeuwige getob, gedoe, gerommel waaruit ons leven bestaat. Op je bek gaan, opstaan. Zingen, zaniken. Verlaten worden en zelf verlaten. Daar slalom ik met mijn woorden en noten tussendoor.’
Wat is haar éigen meest dierbare nummer?
‘Dat gaat gek genoeg ook over de dood. Ruim tien jaar geleden overleed mijn toenmalige man, cabaretier Bert Klunder. Ik liep al zeker een jaar rond met het zinnetje ‘En niemand die wist dat het wegwaaien zou’. Er zat ook een melodie bij, een tikje Iers, melancholiek. Plotseling overleed Bert. Toen begreep ik wat er weggewaaid was. Ik schreef het nummer terwijl ik in een boeddhistisch klooster in Friesland zat, met uitzicht op weilanden, luchten, niks. “Het was stil op het land, nog geen briesje, geen zucht. Behalve de zon hing er niets in de lucht. Het gras was net wakker, bedekt nog met dauw. En niemand die wist dat het wegwaaien zou.” Net als Paul van Vliet voel ik een zekere berusting over de dood, hoe onrustbarend die ook is.’
Een sombere theateravond levert Leven in het lied niet op, zegt ze. ‘Integendeel. De voorstelling laat veel zien van de gekte die schuilt in het bestaan van kleinkunstenaars. En het publiek krijgt het mooiste van het mooiste te horen: de beste liedjes van taalkunstenaars en getalenteerde componisten. Iedere voorstelling komt een collega meezingen: de ene keer Kiki Schippers, de andere keer Frans Mulder of Dorine Wiersma. Bovendien gaat het swingen, want voor het eerst in mijn leven sta ik op een podium met een eigen band: een bassist, een percussionist en een gitarist. Eindelijk realiseer ik de droom die ik als hunkerend meisje had.’
Leven in het lied, met Ludo van der Winkel (bas), Kim Weemhoff (slagwerk) en Ronald Schmitz (gitaar). Regie: Mike Boddé.
Tournee tot en met 30 december 2018. Kaarten zijn verkrijgbaar aan de kassa of via de website van het theater.
Meer info over Mylou: myloufrencken.nl